U bent hier:

Doel 2: Land- en tuinbouw en natuur zijn met elkaar verbonden

Het verbinden van land- en tuinbouw en natuur is een belangrijk onderdeel van kringlooplandbouw zoals beschreven in de visie ‘Landbouw, Natuur en Voedsel: Waardevol en Verbonden’. De Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 sluit hier bij aan. Dit betekent dat de natuur op landbouwen tuinbouwgronden rijker en veelzijdiger is in 2030 en dat de land- en tuinbouw zich waar mogelijk richt op het benutten van natuur voor bijvoorbeeld bestuiving, bodemvruchtbaarheid en ziekte- en plaagwering. Een voorbeeld hiervan is de circulaire kas en het biologische ecosysteem in de kas.

Biodiversiteit

Biodiversiteit in en rondom het perceel is noodzakelijk om bijvoorbeeld uitgezette natuurlijke vijanden (biocontrol producten) een schuilplaats te bieden en de inzet van biostimulanten te ondersteunen. Denk hierbij aan het ‘dooraderen’ van het perceel en het omgeven van het perceel door randen of natuurgebieden met een hoge biodiversiteit. De natuur levert daarmee dus een bijdrage aan de realisatie van weerbare planten en teeltsystemen.

Functionele agrobiodiversiteit

Functionele agrobiodiversiteit (bijvoorbeeld door aanleg van bufferzones, natuurlijke beplanting op boerenerven en rond kassen en het inbrengen van genetische diversiteit in cultuurgewassen) ondersteunt de gewasbescherming op het agrarisch bedrijf en levert tegelijk een passend leefgebied voor flora en fauna. Gewassen op het land zijn een belangrijke voedingsbron en vormen een passend leefgebied voor (nuttige) insecten zoals vlinders, bijen, andere bestuivers en natuurlijke vijanden.